Kinderen in de kerk

 Matushka Ann Lardas

Onlangs schreef iemand in de Internet Orthodox List dat “kinderen hebben een vreugdevol kruis kan zijn, een zelf-ledigen van liefde. In een kerkomgeving kan het echter ook pijnlijk zijn, speciaal voor de ouders”.

Dat is waar. Wij hebben vier kinderen, en als Father George aan het altaar staat, voel ik me vaak als een pompier die het ene na het andere vuurtje mag blussen. Net als je erin geslaagd bent de ene spruit stil naar voren te doen kijken en te doen stoppen met het maken van schaduwfiguurtjes, begint een andere bengel met zijn vriendje te praten en start de baby met een eigen alternatieve liturgische zang. Het probleem is dat kinderen van een bepaalde leeftijd niet beseffen dat ze zich onbehoorlijk gedragen. Thuis kunnen zij toch ook zingen en vrij rondlopen. We moeten hen duidelijk maken dat de kerk Gods Huis is en dat we ons dienen te gedragen “als iemand die Hij graag terug wil uitnodigen om voor altijd bij Hem te blijven”,  zoals ik op een zondag geërgerd tegen mijn achtjarige zei.
Mijn twee oudste kinderen verschillen 15 maanden in leeftijd en toen ze nog kleuters waren hield ik ze in de kerk tijdens de Evangelielezing, waarna ik de dienst verliet en ze rond de kerk rondjes liet lopen. Ik denk dat ieder kind elke dag begint met een beperkte voorraad uren “braaf”, waarna ze “stout” beginnen worden. Zo kan een kind braaf zijn gedurende de dienst en stout tijdens de trapeza, of het kan zich verschrikkelijk gedragen tijdens de dienst en een engeltje zijn achteraf. Verstandige ouders houden daar rekening mee en voorzien wanneer hun kinderen behoefte krijgen zich uit te leven. Ouders die lang met de auto onderweg zijn naar de kerk, kunnen bijvoorbeeld wat vroeger vertrekken om ze in een park of op een andere manier hun energie af te laten reageren, ze daarna te kalmeren en dan in de kerk te brengen. Of het kan nodig zijn de kinderen uit de kerk te halen vooraleer het te erg wordt, zodat ze wanneer ze terugkomen verkwikt zijn en zich beter kunnen gedragen.

Deelnemen aan de Goddelijke diensten
Naarmate de kinderen ouder worden, maak ik onze uitstapjes-uit-de-kerk geleidelijk minder plezierig: naar het toilet en onmiddellijk terugkeren, niet rennen, … zodat Kerk aantrekkelijker wordt dan niet-Kerk. In diezelfde lijn zal ik iemand eerst uit de kerk halen vooraleer hem een uitbrander of een afstraffing te geven. Dat maakt het vooruitzicht de kerk te verlaten nog minder aantrekkelijk. (Toen ik op een keer James na een uitbarsting uit de kerk leidde, begon hij zacht te jammeren: “Niet naar buiten, mama, niet naar buiten!” Dat was trouwens een slimme zet, want hij kreeg weliswaar een pak voor de broek, maar de dames van de kerk overlaadden hem achteraf met snoep uit sympathie.)

Als de kinderen rijper worden, laat ik ze steeds minder van de dienst missen. Nicky (8 jaar) is acoliet gedurende de hele liturgie, terwijl Xenia (9) bij mij staat of soms met het koor zingt. Zelfs indien de liturgie in het Slavisch is, kan iemand meezingen eenmaal hij het alfabet kent, vermits het een fonetisch schrift is. Het leert de kinderen meer over de structuur van de dienst, hoe sommige delen veranderen en andere niet.
James (5) is soms een acoliet-in-spe. Vermits hij naar de kleuterschool gaat en nog niet naar de “echte” school, moet hij ook nog niet zo lang dienen als de oudere jongens. Onze diaken, Father John, zendt James terug naar mij terwijl hij nog “braaf” is en laat niet na hem te zeggen dat hij “flink gewerkt” heeft. Het liturgiegedeelte waarin James dient en het moment wanneer hij terug naar mammie wordt gestuurd, varieert van week tot week, afhankelijk van zijn temperament en het aantal andere acolieten. Hoe dan ook, James aanvaardt die beslissingen en is blij “flink gewerkt” te hebben.

Leer hen over de Goddelijke diensten
Het helpt enorm veel als je de kinderen thuis leert over wat in de kerk zal gebeuren. Je kan bijvoorbeeld een reeks cassettes aanschaffen. Zelfs indien de kinderen de Slavische woorden niet herkennen, zullen ze begrijpen welke tonen we gebruiken en wat het Troparion en Kondakion voor die week betekenen. Het vooraf thuis lezen van het Evangelie, maakt het tot iets vertrouwds en belangrijks wanneer ze het in de kerk horen. “Papa heeft over de zaadjes gelezen waarover meneer John vorige week vertelde”, zei James toen hij drie jaar was.
Tijdens de Liturgie kan je kinderen uitleg toefluisteren over wat er gebeurt, zodat ze het begrijpen. “Dat is het brood en de wijn die de Heilige Communie zullen worden”.  “Dat is een psalm over alle goede dingen die God voor ons doet.” “Dat is een brief die de Heilige Paulus schreef om de eerste christenen te vertellen hoe ze zich dienen te gedragen.”
Een Russische dame vertelde me dat haar moeder de orthodoxe diensten prachtig vond omdat je, wanneer je moe werd van het luisteren naar de dienst, altijd nog naar die schitterende kinderen kon kijken. Kinderen die niet meer naar de dienst luisteren kunnen worden aangespoord om tenminste naar de iconen te kijken en zo over de heiligen te leren. Ongedurige peuters die op de Communie wachten kunnen worden gekalmeerd door hen te wijzen naar elke heilige op de iconostase. “Kijk, dat is Sint Nikolaas!”
Sommige kinderen kennen op tweejarige leeftijd reeds de naam van de heiligen op elke icoon in de kerk. John, die 18 manden oud is, kan al wijzen waar Sint Vladimir is als je het hem vraagt. Als we de tijd nemen om kinderen de naam van alle lichaamsdelen te leren, moeten we hen ook de namen leren van degenen die voor hen bidden.
Sommige kinderen hebben meer dan andere een bijna fysische behoefte om te bewegen. Als we hen taken toewijzen, zoals letten op de kaarsen die uitgebrand zijn, aan het altaar dienen, in het koor zingen of de baby’s in het oog houden, … zullen ze zich meer als een belangrijk deel van de parochie voelen en zich volwassener gedragen.
Het helpt dat onze kerk geen kerkbanken heeft. Ik kan de baby achteraan de kerk brengen als zijn geluidsniveau relatief laag is, hem naar de narthex brengen als hij luidruchtiger wordt en hem naar buiten dragen als hij het koor begint te overstemmenMaar het beste advies kwam van een oudere Rus die me vertelde: “Je zegt tegen het kind: Als je je niet gedraagt, geef ik je ervan (naar zijn riem wijzend), en als zij zich niet gedragen, mag jij geven.”  Wij hebben niet de gewoonte onze broeksriem te gebruiken, maar we hebben een duidelijke beloning voor goed gedrag, en gevolgen voor slecht gedrag. Voor onze Nicky zijn dat tekenfilmpjes; Is hij braaf, dan mag hij ‘s maandags tekenfilmpjes kijken? Indien niet, niet. Eenmaal de kinderen begrijpen wat “ik krijg je later wel” betekent, gaan ze zich met meer zin voor verantwoordelijkheid voor hun eigen daden gedragen.

Maak bondgenoten
Mensen die geen kinderen hebben kunnen een goede bondgenoot zijn in de strijd tegen de tuchteloosheid. Volwassenen, oudere kinderen of tieners kunnen overbelaste ouders enorm helpen door een van de kinderen te vragen bij hen te staan. De kinderen ontwikkelen een verstandhouding met een andere orthodoxe volwassene, de ouders kunnen zich dan meer op de overige kinderen concentreren en de kinderen leren te vertrouwen op leden van de ruimere parochie-familie, als personen met gezag en mensen tot wie je je kan wenden. Telkens Nicky als peuter hyper-nerveus was, had een man in Boston, Paul, de gewoonte hem naar de “trapeza” te brengen om de klok te zien. Of het nu Paul of de klok was, iets kalmeerde Nicky. Na een tijdje begon hij Paul zelfs “klok” te noemen.
Xenia’s meter hield haar bij zich tijdens de diensten, waardoor Xenia extra-aandacht kreeg en ze tante Carol beter leerde kennen. In onze parochie in Houston kan een gepensioneerde arts heel goed overweg met rumoerige baby’s. Ook pikt ze de peuters die zich niet gedragen eruit en laat ze een poosje bij zich staan. De kinderen zijn daar helemaal niet wrokkig om, maar ze waarderen de aandacht. Een jongen noemt Galina “de dame die me graag ziet”.

Peetouders of vrienden kunnen er ook op toezien dat de andere kinderen naar de kerk gaan om de Communie te ontvangen wanneer hun ouders thuis moeten blijven om voor hun zieke broertje of zusje te zorgen. Toen we nog dichtbij de kerk woonden, waren er vrienden die, wanneer ze zelf niet ter communie gingen, zich aanboden om op de zieke kinderen te letten, zodat ikzelf met de gezonde naar de Communie kon.
Mensen zonder kinderen kunnen natuurlijk ook problemen scheppen. Veel mensen die na de dienst hun beklag doen over kinderen die zich misdragen, hebben ze eerst zelf opgehitst, omdat ze zo “grappig” waren. Jaren geleden begonnen Xenia en Nicky eens met elkaar te walsen, terwijl ze naar het koor keken of ze succes hadden. Ik zag plots tal van mensen goedkeurend glimlachen en knikken, totdat ik me omdraaide en zelf keek. Een paar gesprekken met de volwassenen hebben daar verbetering in gebracht. Als je de mensen vraagt niet te kijken naar kinderen die zich beginnen te misdragen, dan zijn ze daar meestal toe bereid. Wanneer kinderen geen aandacht krijgen, gaan ze vanzelf iets anders doen. Maak bondgenoten.
Ook hebben de oudere vrouwen in de kerk snoepjes bij zich die ze enkel geven aan de kinderen die zich goed gedragen in de kerk. Het is jammer genoeg ook een grote prikkel. Toch kan een klein extra-snoepje (indien NA de dienst genuttigd) geen kwaad en is het goed voor kinderen met de oudere generatie vriendschap aan te knopen.
Evenmin kan het kwaad om raad en hulp te bidden wanneer je kinderen je horendol maken. Je kan bidden tot de Moeder Gods, tot je Engelbewaarder, tot de beschermengelen van de kinderen, tot jouw schutsheilige, tot hun heiligen, tot de heiligen van de dag, tot de schutsheilige van de kerk: we kunnen op veel plaatsen terecht voor hulp. Voor kinderen is het ook een grote hulp wanneer ze zien dat andere kinderen zich goed gedragen in de kerk. Dat zet ze positief onder druk. Ikzelf wijs dikwijls naar een wat ouder kind dat zich goed gedraagt. “Wel, kijk eens hoe mooi Misha daar staat. Kun jij ook zo mooi in de rij staan voor de Communie?”  Misha hoort dat iemand anders haar goed gedrag heeft opgemerkt en de driejarige John heeft iemand om naar op te kijken. Omgekeerd weten mijn kinderen dat, indien ze zich misdragen, het hen zal worden aangewreven dat ze “een slecht voorbeeld zijn voor de kleintjes”.  Het is goed dat de kinderen weten dat ze deel zijn van een gemeenschap en dat hun daden gevolgen hebben die verder reiken dan henzelf en hun gezin.

Doel: het Geloof doorgeven
Het komt er bij dit alles in de eerste plaats op aan kinderen zo ver te brengen dat ze kunnen luisteren en de diensten leren begrijpen. We weten dat de dienst een diepe indruk maakt op de jonge ziel, zelfs al begrijpen ze niet alles; Veel peuters houden er bijvoorbeeld van, “kerkje” te spelen. Dat moet worden aangemoedigd, voor zover het niet godslasterlijk wordt of ze dwaas beginnen te spelen of de Consecratie willen doen. Ik vind het heel bemoedigend als ik mijn peuter met een icoon of een boek doorheen het huis zie stappen, terwijl hij “A ji jùùùù ja”  zingt. Ook laat hij zijn speeltjes voor het naar bed gaan de iconen kussen en maakt hij op zijn manier een kruisteken over zijn voedsel. Die dingen zijn goed, want het betekent dat ze aandachtig zijn geweest.
De beloning voor al het corrigeren, uitleggen en aanmoedigen komt jaren later, wanneer je weet dat je kinderen rustig ter plaatse zullen blijven, als je even de kerkdienst moet verlaten. Of wanneer de kinderen jou komen vertellen waarover het Evangelie ging, mocht je wegens ziekte de dienst niet hebben kunnen bijwonen. En tenslotte is ons uiteindelijke doel, dat ze weten hoe ze later hun eigen kinderen goed gedrag in de kerk kunnen bijbrengen, zodat die de diensten lang genoeg met aandacht kunnen volgen, van het geloof worden doordrongen en het op hun beurt aan hun kinderen doorgeven.

Wij zullen er uiteindelijk niet altijd zijn om over hen te waken. De jaren lijken nooit voorbij te gaan, maar die kinderjaren zijn een klein venster waardoorheen men als opvoeder toch enorm veel kansen kan aanreiken.

 Matushka Ann Lardas *

vertaald door Joris Sw. uit “Orthodox America” vol. XVI, n° 6 (146) – feb. 1997 – p. 9-10.


* Matushka Ann Lardas is de echtgenote van Father George. Zij leeft in Houston, Texas, en schrijft regelmatig bijdragen voor “Orthodox Familiy”. Zij en haar echtgenoot hebben vier kinderen.