Apostolische getuigenis

In de apostolische getuigenis zijn er drie belangrijke kenmerken:

  1. De menswording als eeuwig plan van de Drieëenheid
  2. De Kenose
  3. De Verrijzenis – Pinksteren

1. De menswording als eeuwig plan van de Drieëenheid

Alles wordt hier gesuggereerd in de proloog van de Heilige Johannes, die de ganse econcomie van Christus duidelijk stelt in de diepten van de theologie. “Economie”  duidt op de relatie die God met de schepping aangaat en “Theologie”  duidt op het mysterie van God in zichzelf.

 De Proloog van de Heilige Johannes verkondigt ons: “In het begin was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. Dit was in het begin bij God. Alles is door Hem geworden en zonder Hem is niets geworden van wat geworden is. In Hem was Leven, en dat Leven vas het Licht der mensen. En het Licht schijnt in de duisternis maar de duisternis nam het niet aan. Er trad een mens op, een gezondene van God; zijn naam was Johannes. Deze kwam tot getuigenis om te getuigen van het Licht, opdat allen door hem tot geloof zouden komen. Niet hij was het Licht, maar hij moest getuigen van het Licht. Het Ware Licht, dat iedere mens verlicht, kwam in de wereld. Hij was in de wereld; de wereld was door Hem geworden, en toch erkende de wereld Hem niet. Hij kwam in het Zijne, maar de zijnen aanvaardden Hem niet. Aan allen echter die Hem wel aanvaardden, aan hen die in Zijn Naam geloven, gaf Hij het vermogen om kinderen van God te worden”  (1-12), naar de Willibrord-vertaling.

De eeuwigheid van de levende God is niet de onverschillige afgrond van het Indië, ook niet een gesloten transcendentie bij Joden en Islam. Het is een spanning van liefde, een extase, een persoonlijke relatie, een wonderbaarlijke communio; want tegelijk verschil en identiteit uitgedruikt in de termen “was bij God”  (eigenlijk “was gericht naar God”  en duidt op een oorspronkelijke permanentie) en “was God”.  Het is in dit eeuwig mysterie van dit Woord dat de menswording zijn betekenis krijgt; in deze communio die zich wil weggeven.
De schepping ordent zich naar de volheid van de gave van de liefde. De wereld heeft haar leven en licht in het Woord, werd geschapen om vergoddelijkt vlees van het Woord te worden. N. Cabasilas: “God heeft de wereld geschapen om een moeder te vinden”.  De menswording ontstaat uit dit verschil-identiteit en dit toont aan dat de levende God geen ding maar een levende persoon is of eerder de volheid van het persoonlijke bestaan in communio en dat het Hem mogelijk is zich werkelijk te geven, zich deelachtig te maken, zich vlees te maken. Het is in die volheid dat de schepselen hun terugkeer naar God realiseren.
Maar de wereld kwam in handen van de mens en zijn verschrikkelijke vrijheid, “de wereld heeft Hem niet gekend”.  Nog steeds echter is de menswording actief werkzaam in onze wereld, want het Woord werd vlees, en het vlees, doorheen deze die kinderen Gods worden, kan op zijn beurt Woord worden, kan zich verwoorden zoals de H. Ireneüs van Lyon zegt; dit wil zeggen binnentreden in de oorspronkelijke volkomenheid van de liefde, “pros ton Theon”  (gericht naar God).

2. De Kenose

Zo komen we aan het tweede punt: de kenose – de ontlediging. Dat gaat terug op een tekst van Paulus aan de christenen van Filippi in hoofdstuk II/6-8: “Hij van goddelijke vorm, heeft niet op een jaloerse wijze de rang die hem gelijk maakt met God vastgehouden. Neen, Hij heeft zich vernederd, Hij heeft zich vernietigt. Hij heeft zich ontledigt om zelf de vorm van een slaaf aan te nemen, gelijkend op een mens. En terwijl Hij zich gedroeg als een mens gaat Hij zich nog meer vernederen, door te gehoorzamen aan de dood; en tot de dood aan het kruis”.
De gesuggereerde antinomie tussen de volheid en de leegte; tussen God en de gekruisigde slaaf geeft ons de maat van de waanzinnige liefde (l’amour fou de Dieu) van God voor ons. Uit liefde zal het Woord dat God is zich vrijwillig vernietigen.

 Ekenosen wil dus zeggen: zich vernederen, zich ontledigen, zich vernietigen. Dit is slechts te begrijpen in het licht van de proloog. God, de Levende, kan als het ware zijn eigen transcendentie overstijgen, uit zijn ontoegankelijke essentie treden om af te dalen tot aan de uitersten van de scheiding, de afwezigheid, de slavernij, om het verloren schaap te zoeken.
Maar de liefde zoekt respons. De kenose van God betekent ultiem respect van de Almachtige tegenover de menselijke vrijheid. God kan alles, zeggen de Vaders, uitgenomen de mens verplichten. Door de menswording, de kenose, wordt God een arme, een verlatene, een gekruisigde God; Die in plaats van ons te oordelen, aan onze diepste tragedies deelneemt van binnenuit. Door de kenose, heeft het “Woord dat mens wordt”  alle hinderpalen die ons van Hem scheiden weggenomen. Rest onze vrijheid. Enkel de ontlediging van de Almachtige kan daar verandering in brengen, als een ultiem bewijs van liefde.

 Het thema van de kenose drukt zich uit in de ganse orthodoxe traditie:
– bij de Heilige Maximos de Belijder, (VIIde eeuw); deze verdediger van de menselijke vrijheid voor wie de mens slechts kan plooien onder de last van de extreme kenose van God.
– Bij Nicolaas Cabasilas, (XIVde eeuw); die ons toont hoe God “zich buiten Zichzelf overgeeft uit liefde”  : “dan vindt Hij deze kenose uit om met Zijn Liefde diegene te overtuigen voor wie Hij geleden heeft, teneinde tot Hem de mensen aan te trekken die zijn uitnemende goedheid vluchtten, ervan overtuigd dat zij erdoor gehaat werden”  (La vie en Christ).
– Tenslotte in de Russische spiritualiteit van de Heilige Tikhon van Zadonsk tot Dostojevski (en Berdiaeff), als antwoord op de aanklacht van het moderne atheïsme op een almachtige en abstracte God.

3. De Verrijzenis – Pinksteren

De kenose mondt uit in glorie, leven en verrijzenis. De geciteerde hymne van Paulus besluit: Opdat iedere knie zich buige in de hemel, op aarde en onder de aarde, dat elke tong zinge: Jezus Christus is de Heer, tot glorie van de Vader. De verrezen Christus verrijst in Hem de ganse mensheid en cosmos. De liefde van de Drieëenheid komt de geschiedenis binnen en de geschiedenis gaat op in de liefde van de Drieëenheid. Maar de in Christus getransfigureerde wereld blijft onderworpen aan het lijden en de dood door onze zonde. Het is enkel door de heiligheid, verworven door genade, dat de vervallen conditie opgeslorpt kan worden in zijn conditie van beeld van God, ons gegeven door de sacramenten. De Kerk is dan niets anders dan het sacrament van de Verrezene.

Maar het is in de Geest dat de Kerk sacrament van de Verrezene is onafscheidbaar van de Geest. Het is in de Geest dat onze vrijheid op een persoonlijke manier de kracht van de Verrijzenis kan opnemen. De Verrijzenis opent het Pinksteren.
In het Nieuwe Testament stelt Jezus zich voor als gezalfd door de Geest. De Geest is zijn messiaanse zalving en houdt niet op op hem te rusten zoals de grote Drieëenheids-Theofanieën het bewijzen. In het Johannes-Evangelie besluit Jezus zijn onderhoud met zijn discipelen met het verkondigen van de rol van de Geest: Nieuwe Trooster, eigenlijk Paracleet = Advocaat (beschermer) en Trooster. Hij interioriseert de aanwezigheid van Jezus en zal de liefde van de Drieëenheid aan de mensen doorgeven, communiceren. Nadat de Geest Jezus heeft doen verrijzen, wordt het geestelijk (pneumatisch, Pneuma = Geest) lichaam van Hem het “ecclesiaal lichaam”, de plaats van een permanent Pinksteren. Het is de Geest die van de Kerk “Koinonia – Communio”  maakt, door het unieke karakter en de scheppende vrijheid van elke persoon te bevestigen, want met Pinksteren “verdeelden tongen van vuur zich en daalden neder op elkeen van hen”,  omdat zij juist “allen samen”  waren (Handelingen 2,1 en 3), t.t.z. allen “in Christus”.
Het spirituele leven betekent dus “leven in de Geest”.  In Hem belijden wij dat “Jezus de Heer is”  en durven wij God aan te roepen als “Abba, Vader”.  De vergoddelijking van de mens is een vergeestelijking, die ons lichaam verlicht en dit lichaam integreert in het vergeestelijkt lichaam van de Verrezene. In de Geest vormt het hart van steen zich tot een hart van vlees, de wet als weerspannigheid wordt vervangen door de vereisten van de liefde, het Christendom doet zich kennen als leven, vuur, scheppende inspiratie: “De Vrucht van de Geest is liefde, vreugde, vrede… goedheid, vertrouwen in de anderen, zachtmoedigheid, zelfbeheersing: tegen zo zaken is geen wet”  (Gal. 5,22) en de mens vindt de vervulling van zijn vrijheid want “daar waar de Geest van de Heer is, daar is de vrijheid”  (2 Cor. 3,17).

(Bron: “Présentation de l’Eglise Orthodoxe”,  O. Clément, St Serge, Paris 1982).

Vader Dominique Verbeke